Ga naar inhoud

A70

Artikel 70 Aanwijzing van nationale bevoegde autoriteiten en centrale contactpunten

  1. Elke lidstaat moet voor de toepassing van deze verordening ten minste één aanmeldende autoriteit en ten minste één markttoezichtautoriteit instellen of aanwijzen als nationale bevoegde autoriteiten. Die nationale bevoegde autoriteiten moeten hun bevoegdheden onafhankelijk, onpartijdig en onbevooroordeeld uitoefenen, teneinde de objectiviteit van hun activiteiten en taken te waarborgen en de toepassing en uitvoering van deze verordening te verzekeren. De leden van die autoriteiten onthouden zich van handelingen die onverenigbaar zijn met hun ambt. Op voorwaarde dat deze beginselen in acht worden genomen, kunnen die activiteiten en taken door een of meer aangewezen autoriteiten worden uitgevoerd, in overeenstemming met de organisatorische behoeften van de lidstaat.
  2. De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over de identiteit en de taken van de aanmeldende autoriteiten en de markttoezichtautoriteiten, alsook over eventuele latere wijzigingen daarin. De lidstaten maken uiterlijk op 2 augustus 2025 via elektronische communicatiemiddelen informatie bekend over de wijze waarop met de bevoegde autoriteiten en centrale contactpunten contact kan worden opgenomen. De lidstaten wijzen een markttoezichtautoriteit aan die optreedt als centraal contactpunt voor deze verordening en stellen de Commissie in kennis van de identiteit van het centrale contactpunt. De Commissie maakt een lijst van de centrale contactpunten openbaar.
  3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale bevoegde autoriteiten over voldoende technische, financiële en personele middelen en over passende infrastructuur beschikken om hun taken krachtens deze verordening op doeltreffende wijze uit te voeren. De nationale bevoegde autoriteiten beschikken met name over voldoende permanent beschikbaar personeel waarvan de competenties en expertise bestaan uit een grondig inzicht in AI-technologieën, gegevens en gegevensverwerking, bescherming van persoonsgegevens, cyberbeveiliging, grondrechten, gezondheids- en veiligheidsrisico’s en kennis van bestaande normen en wettelijke eisen. De lidstaten beoordelen en, indien nodig, actualiseren de in dit lid bedoelde benodigde competenties en middelen jaarlijks.
  4. De nationale bevoegde autoriteiten nemen passende maatregelen om te zorgen voor een adequaat niveau van cyberbeveiliging.
  5. Bij de uitvoering van hun taken voldoen de nationale bevoegde autoriteiten aan de in artikel 78 vastgelegde vertrouwelijkheidsverplichtingen.
  6. Uiterlijk op 2 augustus 2025 en vervolgens om de twee jaar, brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over de stand van zaken met betrekking tot de financiële en personele middelen van de nationale bevoegde autoriteiten, met een beoordeling van de toereikendheid ervan. De Commissie bezorgt die informatie ter bespreking en voor mogelijke aanbevelingen aan de AI-board.
  7. De Commissie bevordert de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale bevoegde autoriteiten.
  8. nationale bevoegde autoriteiten kunnen begeleiding bij en advies over de uitvoering van deze verordening verstrekken, met name aan kmo’s, met inbegrip van start-ups, rekening houdend met de begeleiding en het advies van de AI-board en, indien nodig, de Commissie. Wanneer nationale bevoegde autoriteiten van plan zijn te voorzien in begeleiding en advies ten aanzien van een AI-systeem op gebieden die onder ander Unierecht vallen, worden in voorkomend geval de nationale bevoegde autoriteiten onder dat Unierecht geraadpleegd.
  9. Indien instellingen, organen of instanties van de Unie binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, treedt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming op als de bevoegde autoriteit voor het toezicht daarop.